Peroperatieve hypotensie: hoger mikken verandert de functionele prognose niet

PRETREAT-studie.

Deze gerandomiseerde studie is uitgevoerd bij meer dan 3200 volwassenen bij wie een heelkundige ingreep was geprogrammeerd (hartchirurgie niet inbegrepen) en die in twee groepen werden ingedeeld. In de proactieve groep werd de streefwaarde voor de gemiddelde bloeddruk vastgelegd volgens het risico op ontwikkeling van hypotensie tijdens de interventie: minstens 70 mmHg bij de patiënten met een laag risico, 80 mmHg bij de patiënten met een intermediair risico en 90 mmHg bij de patiënten met een hoog risico. In de controlegroep, die de gebruikelijke zorg kreeg, behandelden de anesthesisten de bloeddruk zoals gewoonlijk en probeerden ze vooral de gemiddelde bloeddruk niet te laten zakken tot beneden 65 mmHg, echter zonder vooraf gespecificeerde ambitieuzere streefwaarde.

In de proactieve groep werd de praktijkvoering aangepast: vaker toediening van vasopressoren en duidelijk minder vaak een gemiddelde bloeddruk < 65 mmHg. Na 6 maanden was de functionele handicap, het primaire eindpunt, echter identiek in de twee groepen, zonder relevant klinisch verschil. Er is evenmin een verbetering van een of meer van de 23 secundaire eindpunten (levenskwaliteit, complicaties, sterfte, nieuwe opname ….) waargenomen.

Streven naar een hogere bloeddruk tijdens niet-cardiale chirurgie volgens het risico correleert dus niet met een geringere functionele handicap na 6 maanden dan een standaardbehandeling, waarbij er vooral naar wordt gestreefd de gemiddelde bloeddruk niet te laten dalen tot beneden 65 mmHg.