De dagelijkse medische actualiteit voor Belgische artsen en apothekers.
Een obsessieve-compulsieve stoornis wordt gekenmerkt door intrusieve dwanggedachten en terugkerende dwanghandelingen. De prevalentie van dat syndroom bedraagt wereldwijd circa 2%. Obsessieve-compulsieve stoornis is een van de belangrijkste oorzaken van jaren geleefd met een handicap. Het is echter nog niet duidelijk wat de onderliggende biologische mechanismen zijn, en de bestaande behandelingen blijken niet bij alle patiënten te werken.
In een genoomwijde associatiestudie (GWAS) bij meer dan 53 000 patiënten met een obsessieve-compulsieve stoornis en 2 miljoen controlepersonen hebben vorsers recentelijk 249 genen ontdekt die mogelijk de vatbaarheid voor een obsessieve-compulsieve stoornis verhogen. Ze hebben dertig regio’s in het genoom geïdentificeerd die samenhangen met een obsessieve-compulsieve stoornis, waaronder genen die ook samenhangen met andere hersenaandoeningen (depressie, schizofrenie, epilepsie).
Een aantal van die genen wordt sterk tot expressie gebracht in de hersencircuits die meespelen bij het regelen van emoties, de detectie van fouten en het aanleren van gewoontes, functies die spaak lopen bij patiënten met een obsessieve-compulsieve stoornis.
Belangrijk is dat er ook genetische correlaties zijn vastgesteld tussen obsessieve-compulsieve stoornis en immunologisch gemedieerde ziektes zoals astma en migraine. Dat zou erop kunnen wijzen dat het immuunsysteem meespeelt bij de pathofysiologie van de stoornis.
Hier klikken om er meer over te vernemen.