De prevalentie van voorkamerfibrillatie (VKF) in de algemene bevolking wordt geschat op 2% tot 4%. VKF wordt geassocieerd met een verhoogd risico op overlijden, ischemische beroerte, hartfalen, depressie, verminderde levenskwaliteit bij meer dan 60% van de patiënten en het is ook een belangrijke oorzaak (10% tot 40%) van ziekenhuisopnames. Het risico op VKF neemt toe met de leeftijd en het profiel van de patiënt gaat van 5% zonder risicofactoren tot 10% met risicofactoren op 70-jarige leeftijd. Bij de risicofactoren moeten zwaarlijvigheid en het belang van het beheer daarvan in de CARDIO-FIT studie (308 patiënten met AF en een BMI > 27) worden vermeld.
De aanbevelingen pleiten voor katheterablatie in de meeste gevallen van symptomatisch paroxysmale/persisterende VKF. Eén verandering betreft VKF en hartfalen (HF) met verminderde ejectiefractie (< 40%). De ATTAC-studie (203 patiënten) toonde aan dat ablatie superieur was aan amiodaron, met een vermindering van de mortaliteit (8% vs. 18%, NNT = 10) en een vermindering van het aantal ziekenhuisopnamen (NNT = 3,8). Op basis van deze resultaten en ook die van CASTLE-AF geniet ablatie de voorkeur (I) voor persisterende/paroxysmale VKF bij patiënten met een verminderde EF. Bij oudere patiënten is het recidiefpercentage vergelijkbaar tussen ablatie en medicamenteuze behandeling (68% versus 76%) in de CABANA-studie, maar niet in de subgroep van patiënten met paroxysmale VKF. Het percentage ernstige complicaties is ook hoger bij oudere patiënten. De aanbevelingen pleiten voor ablatie bij geselecteerde patiënten, maar vestigen de aandacht op het risico op verwikkelingen. .
Bron: S 17, BSC 2022, BeHRA session.