De pas gepubliceerde ESC-richtlijnen over de preventie van cardiovasculaire aandoeningen werden tijdens de BWGCPR-zitting (Belgian Working Group on Cardiovascular Prevention and Rehabilitation) voorgesteld door de professoren Guy De Backer (UGent) en Johan De Sutter (AZ Maria Middelares).
Een belangrijke nieuwigheid in de guidelines is de aanbeveling van nieuwe risico-algoritmen, gebaseerd op de SCORE2- en SCORE2-OP-schalen, die de oude SCORE-schaal vervangen. Mensen voor wie cardiovasculaire preventie bedoeld is, worden in vier hoofdgroepen ingedeeld: schijnbaar gezonde mensen, patiënten met klinische cardiovasculaire events, patiënten met diabetes type 2 en patiënten met specifieke cardiovasculaire risicofactoren, zoals nierinsufficiëntie en familiaire hypercholesterolemie.
Voor de groep patiënten met cardiovasculaire risicofactoren maar die ogenschijnlijk gezond zijn, worden twee nieuwe risicotabellen voorgesteld, die betrekking hebben op het risico van ziekte/sterfte op 10 jaar: SCORE2, voor mensen van 40-69 jaar, en SCORE2-OP, voor mensen van 70-89 jaar, waarin rekening wordt gehouden met specifieke factoren die verband houden met hun gevorderde leeftijd en waarin het risico op 5 en 10 jaar wordt geschat met aanpassing voor het risico dat wordt veroorzaakt door andere pathologie. In deze tabellen worden patiënten ingedeeld in 3 categorieën van CV-risico: matig, hoog en zeer hoog (zie Fig. 1), waarvoor respectievelijk een strategie voor de behandeling van risicofactoren niet wordt aanbevolen, kan worden overwogen of moet worden ondernomen.
In de richtlijnen wordt ook de nadruk gelegd op de rol van non-HDL-cholesterol, dat als criterium in de nieuwe SCORE2- en SCORE2-OP-tabellen is opgenomen.
Een ander belangrijk nieuw element is dat naast de klassieke risicofactoren ook ‘potentiële risicomodificatoren’ in aanmerking worden genomen. Deze factoren zijn vooral van belang wanneer het CV-risico van een individu dicht bij een beslissingsdrempel ligt, bv. stress en etnische afkomst of blootstelling aan milieufactoren. Opmerkelijk is een eerste duidelijke verwijzing naar luchtverontreiniging. Er worden aanbevelingen gedaan om blootstelling aan het milieu in gebieden met een hoge verontreiniging te vermijden, met inbegrip van screening in gebieden met een hoge verontreiniging. Bovendien is lawaai opgenomen als een milieuverontreiniger (>55 dB 's nachts) en benadrukken de auteurs dat het overheidsbeleid erop gericht moet zijn bronnen van verontreiniging, zoals verkeer, elektriciteitscentrales, verwarming en industrie, te elimineren.
Bronnen:
-S 20, BSC 2022- BWGCPR session.
-Visseren, F.L.J., Mach, F., Smulders, Y.M. et al. ESC Scientific Document Group. 2021 ESC Guidelines on cardiovascular disease prevention in clinical practice. Eur Heart J, 2021, 42 (34), 3227-3337.
Hoe de behandeling van hypertensie verbeteren?
Op een satellietsymposium, gesponsord door Servier, werd de therapeutische inertie en de optimalisering van de therapietrouw aangekaart. Prof. Krzysztof Narkiewicz (Gdansk, Polen) besprak de inertie bij de behandeling van hypertensie: onderdiagnose, slechte risico-evaluatie, vertraagde of zwakke behandeling en een slechte evaluatie van de therapietrouw. Hij wees op het wereldwijde probleem van de slechte therapietrouw bij een asymptomatische aandoening en toonde aan hoe het aanbieden van een monopil met meerdere moleculen, waaronder perindopril, hierin verbetering zou kunnen brengen.
Dr. Philippe Delmotte (Mons) ging verder in op de Belgische situatie die, geconfronteerd met steeds strengere streefwaarden, moeite heeft om de meerderheid van de patiënten correct te behandelen. Hij had het ook over de kernpunten waarop men zich moet concentreren: van meet af aan een vaste combinatie voorschrijven, samengesteld uit evidence-based moleculen, een inname per dag en een behandeling die toegankelijk is en goed verdragen wordt.
Professor Ernst Rietzschel (UZ Gent) wees bij wijze van besluit op de noodzaak om in de praktijk daadkrachtiger op te treden tegen het risico op atherotrombose. (Fig. 2)
Hoe de behandeling van dyslipidemie optimaliseren?
Dit was het onderwerp van het satellietsymposium van Daiichi-Sankyo waar prof. Thomas Vanhasshe (ULeuven) inging op het aandeel van bepaalde risicofactoren in de realiteit van het cardiovasculaire verloop van patiënten. Het belang van dyslipidemie staat vast, maar er zijn nog altijd veel bewuste of onbewuste obstakels die een optimale behandeling van patiënten in de weg staan. Prof. Rietzschel herinnerde aan de drie uitdagingen waarmee we vandaag worden geconfronteerd: het bereiken van de streefwaarden, het omgaan met de ware en foute opvattingen over statines en het maken van een geïndividualiseerde keuze uit de veelheid van lipidenverlagende middelen in het huidig en toekomstig therapeutisch arsenaal.
Professor Alberico Catapano (University of Milano) drong aan op de noodzaak om het LDL-cholesterolgehalte voldoende te doen dalen bij patiënten met een hoog of een heel hoog risico en op de moeite om dat te realiseren in de praktijk. In dit verband is het alternatief van bempedoïnezuur interessant, vooral in combinatie met ezetimibe, omdat het een extra verlaging met 38% mogelijk maakt van het percentage dat wordt gehaald met een statine die in de maximale goed verdragen dosis wordt voorgeschreven. (Fig. 3)
Belgische bijzonderheden?
Het is bekend dat er voor België een SCORE-tabel bestaat met aanbevelingen van de Belgian Society of Cardiology (BSC) . In een door het Mont-Godinne-team gepresenteerde studie werd deze tabel vergeleken met de nieuwe SCORE-2-tabel in de nieuwe ESC-richtlijnen. Meer dan tweehonderd (202) patiënten werden opgenomen in een vergelijkende analyse en de resultaten zijn verrassend; slechts 38,8% van de patiënten met een laag en een matig risico blijven in dezelfde risicocategorie en 60,6% krijgt een hoog risico. Van de patiënten met een hoog risico daalde er geen enkele in risicoklasse, en 27,3% kwam in de categorie zeer hoog risico terecht. In totaal was er slechts in 44% van de gevallen overeenstemming.
De auteurs pleiten voor het gebruik van de nieuwe SCORE-2 tabellen in de klinische praktijk om het cardiovasculaire risico doeltreffender te bestrijden en bevelen de ontwikkeling aan van een SCORE-2 tabel specifiek voor België.