De dagelijkse medische actualiteit voor Belgische artsen en apothekers.
Chirurg prof. Casper van Eijck voerde 30 jaar strijd voor een goede therapie tegen pancreaskanker.
Vanaf het eerste moment bouwde hij met zijn patiënten een warme band op. ‘Het is de aard van het beestje’, zegt hij daarover. ‘Mensen zeggen weleens dat het komt doordat ik zelf op jonge leeftijd mijn vader verloor aan kanker. Ik was 20. Het was een naar ziektebeloop.’
Hij geeft zijn patiënten vaak zijn mobiele nummer, waarop ze hem altijd mogen bellen als er iets is. Collega’s verbazen zich daar soms over. Van Eijck heeft er twee goede redenen voor. ‘Als je mensen je nummer geeft, voelen ze dat je betrokken bent.’ En ze bellen je alleen als het écht nodig is, is zijn ervaring. ‘Dat is goed. Want als ze je nummer niet hebben, en er is iets mis, dan komen ze met klachten op de spoedeisende hulp. Ze worden in de avond of in het weekend gezien door een arts die niet alle ins en outs kent en die vervolgens mogelijk de verkeerde behandelkeuzes maakt.’
Hij voelde zich altijd meer dokter dan alleen chirurg. ‘De chirurg heeft het imago in mensen te willen snijden en verder nergens over na te denken. Dat klopt niet. Ik wil mijn patiënten niet alleen behandelen, ik wil met hen meelopen in het proces dat ze doormaken. Ik probeer hen hoop te bieden. Je moet daar voorzichtig mee zijn, want die hoop mag niet vals zijn. Nazorggesprekken horen er ook bij. Meestal met de nabestaanden. Dan wil ik weten: wat heb ik goed gedaan en vooral: wat kan er beter?’
Daar leerde hij veel van, zegt hij. ‘Ik leerde al vroeg dat ik altijd wél de dokter moet blijven. Een betrokken dokter, maar wel een dokter en geen maatschappelijk werker. Ik leerde ook dat ik eerlijk en direct moet zijn. En dat je ook begrip moet hebben voor de verwanten van de patiënt.’
Meer lezen