De dagelijkse medische actualiteit voor Belgische artsen en apothekers.
Lever-niertransplantatie is een optie bij patiënten die zowel een lever- als een nierziekte vertonen. We hebben lang gedacht dat een gecombineerde transplantatie de overgeplante nier beschermt dankzij de immunomodulerende werking van de lever, maar dat wordt nu ter discussie gesteld. In recente studies is immers een hoger risico op acute rejectie vastgesteld in geval van aanwezigheid van HLA-klasse II-antistoffen voor de transplantatie. Sinds 2014 krijgen patiënten die een hoog risico op door antistoffen gemedieerde rejectie lopen, een zwaardere immunosuppressieve behandeling: inductie met basiliximab en een onderhoudstherapie met tacrolimus, prednison en mycofenolaat mofetil.
Een retrospectieve studie heeft de evolutie geanalyseerd van de patiënten bij wie tussen 2014 en 2019 een lever-niertransplantatie is uitgevoerd aan het King’s College Hospital in Londen om de renale resultaten op lange termijn en de prevalentie van acute rejectie tijdens een follow-up van vijf jaar te evalueren. In die periode zijn 1101 levertransplantaties uitgevoerd, waarvan 36 lever-niertransplantaties. Polycysteuze nieren en cirrose waren de frequentste indicaties.
Na een follow-up van vijf jaar had 50% van de patiënten een geraamde glomerulusfiltratiesnelheid (eGFR) van meer dan 45 ml/min/1,73 m². Bij 9% diende dialyse te worden uitgevoerd. Bij 5 patiënten (13,9%) is een acute rejectie waargenomen (rejectie gemedieerd door T-lymfocyten of antistoffen). Die patiënten zijn veel langer in het ziekenhuis gebleven dan de andere: gemiddelde duur van het ziekenhuisverblijf respectievelijk 36 en 26 dagen (p = 0,027). 22% van de patiënten met een acute rejectie vertoonde HLA-klassse II-antistoffen voor transplantatie.
De auteurs zijn de mening toegedaan dat een lever-niertransplantatie een goede optie is bij patiënten met lever- én nierlijden. “Patiënten die een hoog risico lopen op door antistoffen gemedieerde rejectie wegens aanwezigheid van HLA-klasse II-antistoffen voor transplantatie, zouden baat kunnen vinden bij een agressievere immunosuppressieve behandeling en een nauwgezette follow-up van de antistoffen na transplantatie. Zo zou je een door antistoffen gemedieerde rejectie kunnen diagnosticeren en zou je dan snel een behandeling kunnen starten. Maar zelfs na een episode van acute rejectie was er geen significant verschil in nierfunctie na vijf jaar als de rejectie goed was behandeld.
Pint D., et al., Retrospective study on simultaneous liver-kidney transplantation: renal outcome and prevalence of acute cellular rejection. BWGE 2025. Tempo Medical Maart 2025