Eosinofiele maag-darmziekten: frequenter bij atopische patiënten

De studie bevestigt dat patiënten met voedselallergie, astma, eczeem of allergische rinitis een significant hoger risico op eosinofiele oesofagitis, eosinofiele gastro-enteritis en eosinofiele colitis lopen.

De studie is uitgevoerd bij 6628 patiënten bij wie minstens één diagnose van eosinofiele maag-darmaandoening was gesteld. 6181 patiënten hadden een eosinofiele oesofagitis, 456 een eosinofiele gastritis of gastro-enteritis en 256 een eosinofiele colitis. Parallel daarmee hebben de vorsers ook 538 719 patiënten met minstens één atopische aandoening onderzocht. 286 272 patiënten hadden astma, 260 945 een allergische rinitis, 60 738 voedselallergie en 44 286 een atopische dermatitis.

De incidentie van eosinofiele oesofagitis was 15,8-maal hoger bij de patiënten met een voedselallergie, 5,8-maal hoger bij de patiënten met een allergische rinitis en 5,7-maal hoger bij de patiënten met astma of eczeem dan in de algemene bevolking. De incidentie van eosinofiele oesofagitis was nog hoger bij de patiënten met meerdere atopische ziektes. Bij de patiënten met twee, drie of vier atopische ziektes bedroeg de prevalentie van eosinofiele oesofagitis respectievelijk 1,6%, 2,7% en 4,2%.

Volgens professor Evan S. Dellon, directeur van het Centrum voor slokdarmaandoeningen en slikproblemen, bestaat er dus een nauwe correlatie tussen atopie en eosinofiele maag-darmaandoeningen. Waakzaamheid is dus geboden. Volgens hem zou je bij een patiënt die op spreekuur komt wegens symptomen van het bovenste maag-darmkanaal zoals dysfagie of last in de borstkas in een context van een allergisch terrein moeten zoeken naar een eosinofiele oesofagitis, ook al is dat niet de belangrijkste reden waarom de patiënt op spreekuur komt. Je kan dan de diagnose sneller stellen en dus ook een betere behandeling instellen.