Vroeggeboorte en neonatale complicaties: hoger risico op hypertensie tijdens de kinderjaren

Uitgaande van de gegevens van de Boston Birth Cohort hebben de vorsers tussen 1999 en 2014 een cohortonderzoek uitgevoerd bij 2459 kinderen (van wie 695 prematuren) om de correlatie te evalueren tussen vroeggeboorte, neonatale complicaties en de latere ontwikkeling van persisterende hypertensie, rekening houdende met pre- en perinatale factoren.

De kinderen werden in vijf groepen ingedeeld naargelang van vroeggeboorte, opname op een neonatale intensive care (NICU) en het optreden van ernstige complicaties (sepsis, chronische longziekte, necrotiserende enterocolitis en intraventriculaire bloeding).

De incidentie van persisterende hypertensie bedroeg 25,2% bij de te vroeg geboren kinderen en 15,8% bij de à terme geboren kinderen. Na correctie voor pre- en perinatale factoren was de frequentie van persisterende hypertensie het hoogst bij de te vroeg geboren kinderen die waren opgenomen op een NICU, ongeacht of ze al dan niet neonatale complicatie hadden ontwikkeld (gecorrigeerde RR: 1,87; 95% BI: 1,19-2,94 en RR: 1,62; 95% BI: 1,27-2,07). Dat werd bevestigd bij analyse van de overleving (gecorrigeerde HR: 2,37; 95% BI: 1,44-3,89).

Op lange termijn waren de gemiddelde systolische en diastolische bloeddruk (uitgedrukt in percentiel) hoger tijdens een follow-up tot de leeftijd van 18 jaar