A(H3N2)-griep: varianten waar het groevaccin mogelijk minder actief tegen zal zijn in het seizoen 2025-2026

De vorsers hebben mutaties van negen “cluster transition sites” van het hemaggltininemolecuul tegen het licht gehouden. Die plaatsen liggen tegen de zone waar hemagglutinine zich bindt aan de receptor. Sinds 1968 hebben zich grote antigene verschuivingen voorgedaan op die plaatsen. Tijdens het seizoen 2024-2025 behoorden nagenoeg alle circulerende stammen in het noordelijk halfrond tot de subclade J.2, maar een stijgend aantal vertoonde mutaties op positie 135, 145, 158 en/of 189 (bijvoorbeeld T135A/K, S145N, N158K, K189R). In Noord-Amerika vertoonde meer dan twee derde van de stammen dergelijke mutaties en tegen het einde van het seizoen was het aantal subcladen met twee mutaties J.2.3 en J.2.5 toegenomen. In het zuidelijk halfrond is in 2025 een nieuwe variant met meerdere extra mutaties opgedoken: de J.2.4.1-variant, recentelijk ingedeeld in subclade K.

Volgens de auteurs vertoont een groot deel van de J.2.3- en de J.2.4-virussen (waaronder de nieuwe subclade K) antigenen die verschillen van de A(H3N2)-stam die wordt aanbevolen voor het vaccin voor 2025-2026. M.a.w. het vaccin leent zich niet heel goed voor de preventie van een infectie door die stammen.

Het vaccin kan echter wel gedeeltelijke bescherming bieden, vooral tegen een ernstige infectie. De vorsers pleiten dan ook voor een sterkere genetische, antigene en epidemiologische bewaking (werkzaamheid van het vaccin, morbiditeit) om informatie te verzamelen over het risico op infectie en de respons op het vaccin voor het komende seizoen.