Dr. John W. Sweetenham, universitair hemato-oncoloog gespecialiseerd in de behandeling van lymfoom en voormalig Chief Medical Editor van HemOnc Today, komt terug op de eerste jaren van zijn pensioen. Enerzijds is er de wil om “af te haken” en anderzijds de blijvende banden. Hij vertelt hoe hij geleerd heeft niet meer een centrale speler te zijn … zonder te ontkennen wat de geneeskunde voor zijn leven heeft betekend.
“Ik heb mijn laatste voltijdse universitaire job iets meer dan tien jaar geleden achter mij gelaten. Het was geen duidelijke breuk, maar veeleer het begin van een progressieve scheiding van de oncologische wereld”, vertelt dr. John W. Sweetenham. Na zijn vertrek uit het ziekenhuis heeft hij nog gedurende 12-18 maanden enkele taken vervuld: deelname aan raden van bestuur, podcasts … om nog wat voeling te houden met de actualiteit.
“Ik wist wel dat het maar tijdelijk zou zijn. De dag dat ik me gerealiseerd heb dat ik op het internet informatie moest opzoeken over de nieuwe geneesmiddelen waarover ik ging spreken, is het tot me doorgedrongen dat het tijd was om plaats te maken voor iemand die dagelijks in de oncologie zit.”
Dat is eigenlijk niet zo moeilijk geweest. “Aanvaarden dat ik niet meer goed op de hoogte was, is eigenlijk bijzonder gemakkelijk en zelfs bevrijdend geweest. Ik voelde niet meer de permanente druk om op niveau te blijven, alles te lezen, alles te volgen."
Op een dag heeft een mentor hem toevertrouwd dat hij het wat moeilijk had met collegae die op het einde van hun carrière waren, maar zich vastklampten aan resterende functies in de hoop nog relevant te zijn. “Die woorden hebben me diep geraakt. Ik heb oprechte bewondering voor collegae die na hun pensioen een zeer productieve “tweede carrière” hebben, maar zelf heb ik een andere keuze gemaakt. Ik heb beslist mijn “irrelevantie” te omarmen en iets anders te gaan doen."
Dr. Sweetenham heeft dan alle banden met zijn vroegere leven methodisch doorgeknipt: “Ik heb mijn abonnementen op oncologische tijdschriften opgezegd, ik heb mijn lidmaatschap van wetenschappelijke verenigingen niet hernieuwd en ik heb mijn aanwezigheid op sociale netwerken en mijn contacten met de ziekenhuizen waar ik heb gewerkt, sterk afgebouwd.”
Je kan echter niet alles met een vingerknip wissen. “Er zijn aspecten in het leven van een oncoloog, vooral in een universitair midden, die je niet zomaar kunt uitschakelen. Researchprojecten die ik had opgestart voor mijn vertrek, moeten nu worden verwerkt in de vorm van abstracts en publicaties. Als ik een mail krijg om een artikel na te lezen of mijn ORCID aan te vullen, voel ik me soms bijna een bedrieger, alsof ik niet meer volledig gelegitimeerd ben. Maar anderzijds doet het mij veel deugd dat het geleverde werk door die jonge talentvolle collegae wordt erkend. Dat bekrachtigt als het ware mijn vroegere rol.”
Ook de dimensie van mentorschap gaat niet zomaar “op pensioen”. “Ik ben nooit een groot voorstander geweest van geformaliseerde mentoraatsprogramma’s, maar ik heb het belang van informeel mentorschap nooit onderschat. Ik heb het geluk gehad te worden begeleid door opmerkelijke mensen, vaak zonder dat ik me daar op het moment zelf rekenschap van heb gegeven. Nog altijd vragen collegae met wie ik lang heb samengewerkt, mij om advies, met name als ze een nieuwe betrekking overwegen. Dat ze mijn advies nog altijd naar waarde schatten, raakt me.” Zo blijf ik dan toch nog van op afstand verbonden met de werking van de kankercentra. “Hebben ze echt iets aan mijn adviezen? Dat zou je hun moeten vragen. Ik vind het leuk om nog iets te kunnen bijdragen, hoe bescheiden ook.”
De banden met ex-collegae die op pensioen zijn, dragen ook bij tot die ‘gedempte’ continuïteit. “Als we bij elkaar komen, gaan de gesprekken vaak over het verleden, maar wordt er ook altijd wat nieuws verteld over collegae of ziekenhuizen. Dat vind ik leuk, ergert of intrigeert me soms, ook als dat objectief eigenlijk geen enkele invloed meer heeft op mijn huidige leven.”
Wat uiteindelijk het meest telt, zijn niet de titels en de functies, maar de sporen die je bij de patiënten hebt nagelaten. “Zoals velen heb ik me nooit gezien als een “redder”. Als ik denk aan mensen die levens redden, denk ik veeleer aan heroïsche daden in een kritieke situatie. Als lymfoomspecialist heb ik me vooral gezien als iemand die heeft kunnen profiteren van het werk van zijn voorgangers en leermeesters. Maar ik heb af en toe een verschil gemaakt.”
Dr. Sweetenham verwijst daarbij naar een mail die hij onlangs heeft gekregen van een patiënte die hij in 1996 heeft gezien. “Ze was 17 weken zwanger toen bij haar een diagnose van een gevorderd hodgkinlymfoom werd gesteld. Ze was toen pas naar daar verhuisd samen met haar man, met wie ze een klein jaar eerder was getrouwd. Ze heeft haar behandeling gekregen, haar baby is te vroeg op de wereld gezet, maar in goede gezondheid, en ze is in remissie gebleven.”
Bijna dertig jaar later schrijft het koppel hem vanuit het eiland Mauritius om hun 30e huwelijksverjaardag te vieren. “Ze heeft me geschreven over haar leven, haar twee kinderen, beide in goede gezondheid, en heeft me bedankt. Op het einde van een carrière doet niets zoveel deugd als zo’n boodschap. Ik heb toen bij mezelf gezegd: ja, we kunnen echt een verschil maken. Ik prijs me achteraf gezien gelukkig met de wetenschap dat ik op mijn manier het traject van enkele levens heb beïnvloed.”
Mijn boodschap voor collegae die met pensioen gaan, is dan ook: “Als je beslist afstand te nemen van de dagelijkse uitdagingen van de geneeskunde, ben je daarom nog niet verplicht alle banden door te knippen. Net als ik, kan je wel een manier vinden om toch wat voeling te houden met de geneeskunde en je gelegitimeerd te blijven voelen door wat je al die jaren hebt gedaan. Je kan aanvaarden ‘minder relevant’ te worden en toch vrede nemen met je traject.”
Hier klikken om er meer over te vernemen.