De dagelijkse medische actualiteit voor Belgische artsen en apothekers.
Onderzoekers van KU Leuven, UZ Leuven en VIB hebben een manier gevonden om de groei af te breken van een zeldzaam maar zeer agressief type lymfeklierkanker (perifeer T-cel lymfoom of PTCL).
Door het gebruik van medicatie kunnen ze de samenwerking tussen twee genen aan banden leggen, die aan de basis ligt van de ontwikkeling en groei van deze kanker. De onderzoeksresultaten zijn gepubliceerd in het wetenschappelijk tijdschrift Blood.
Ondanks de mogelijke bijwerkingen, is chemotherapie voor veel kankerpatiënten een doeltreffende behandeling met hoge slaagkansen. Helaas geldt dit niet voor patiënten die lijden aan een zeldzaam maar zeer agressief type lymfeklierkanker, perifeer T-cel lymfoom (PTCL). 75 procent van deze patiënten hervalt na chemotherapie en de overlevingskansen na 5 jaar zijn amper 10 tot 30 procent. Alternatieve behandelingsopties zijn er nauwelijks, omdat er over deze zeldzame vorm van lymfeklierkanker – met jaarlijks een 10-tal gevallen in België – nog maar weinig gekend is. Het onderzoeksteam onder leiding van professor Daan Dierickx (KU Leuven/UZ Leuven) en professor Jan Cools (KU Leuven/VIB) bestudeerde het DNA van patiënten om te achterhalen welke genen belangrijk zijn voor de ontwikkeling en groei van deze kankercellen. Deze kennis gebruikten ze als basis om op zoek te gaan naar een nieuwe, meer doeltreffende behandeling.
Zo ontdekten de onderzoekers een nieuwe samenwerking tussen twee genen: MYCN en EZH2. Het was al geweten dat een sterke activiteit van MYCN geassocieerd kan worden met agressieve tumoren, maar nu blijkt dat het bovendien ook zorgt voor een sterke activiteit van EZH2. Dat gen versterkt op zijn beurt het effect van MYCN en samen zorgen ze zo voor een snelle groei en vermeerdering van kankercellen. “We zien in ons lichaam vaker genen die elkaars effect versterken, maar deze samenwerking is nieuw. Wanneer we in het labo één van deze twee genen inactiveren in menselijke kankercellen, zien we een snelle afname in aantal. Hieruit concluderen we dat de cellen afhankelijk zijn van deze twee genen”, legt postdoctoraal onderzoekster Marlies Vanden Bempt uit. “Aangezien deze samenwerking zo belangrijk is voor de groei van dit type kankercellen, is het een interessant doelwit voor de behandeling van patiënten.”