De dagelijkse medische actualiteit voor Belgische artsen en apothekers.
“'Familiedokter' was ooit een synoniem voor ‘huisarts’, tot ongeveer 30 jaar geleden. Dat kwam omdat die vroegere artsen inderdaad beide waren”, zo zegt huisarts David Zigmond in de BMJ.
“Familiedokters waren generalistische basisartsen die in gemeenschappen werkten en patiënten, hun families en hun leefwereld kenden. De huisartsen hadden twee professionele vormen van identificatie en saamhorigheid: bij hun collega's en bij hun patiënten.
Deze sociale en intermenselijke dimensies van de huisartsenpraktijk werden gerespecteerd en verfijnd als de ‘kunst’ van de huisartsgeneeskunde. Zij vormden de basis van de zorg van waaruit de wetenschap van feiten en procedures en behandelingen zinvoller kon worden verstrekt. En het was met deze mengeling van kunst en wetenschap - dat huisartsen het best konden zorgen voor patiënten die ze hoe langer hoe beter leerden kennen.
De cultuur van de door wetenschap geleide en menselijke geneeskunde vormde het fundament van de toenmalige huisartsgeneeskunde en was grotendeels verantwoordelijk voor het hoge moreel, de populariteit en de stabiliteit van het beroep gedurende vele decennia.
Maar opeenvolgende door de overheid geleide hervormingen hebben de persoonlijke kunst van de geneeskunde stap voor stap afgebroken, zodat alle aandacht en middelen kunnen worden ingezet voor ‘de wetenschap’. Genuanceerde overwegingen over de sociale omgeving en de persoonlijke geschiedenis van een patiënt worden nu maar al te vaak overschaduwd door dwang tot behandeling. Beroepsmotivatie is vervangen door naleving van de regels.
Dit is vaak hoe het is om een hedendaagse huisarts te zijn nu ze geen echte familiedokter meer kunnen zijn: het werk is meer en meer een reeks taken geworden die moeten worden afgecheckt volgens de schema's van verafgelegen autoriteiten. Ondertussen is er steeds minder tijd voor het leven, de verhalen, de gezinnen en de problemen van de patiënten. Waar kan een arts op lange termijn voldoening vinden in zulk werk? En wie zou het willen doen? Hoe langer hoe minder artsen is het antwoord.
Als huisartsen nog familiedokters mochten zijn, zou de situatie er heel anders uitzien.”