De dagelijkse medische actualiteit voor Belgische artsen en apothekers.
Er gaat alsmaar meer belangstelling uit naar het verband tussen een ongelijke lengte van de onderste ledematen en functionele scoliose bij kinderen en adolescenten. Er is echter weinig onderzoek verricht om die link precies te meten. In 2025 is in BMC Musculoskeletal Disorders een retrospectieve studie gepubliceerd die leert dat er een significante correlatie bestaat tussen het verschil in lengte van de benen en de lumbale of thoracolumbale scoliotische kromming.
De auteurs hebben de gegevens geanalyseerd van 63 patiënten van 4-19 jaar die werden gevolgd wegens een functionele scoliose in samenhang met een ongelijke lengte van de onderste ledematen. De scoliose was altijd convex naar de kant van het kortste been. Hoe groter het verschil in lengte tussen de benen, des te groter was de Cobb-hoek (R = 0,440; p < 0,05). Het verschil in lengte tussen de benen correleerde ook met de scoliotische kromming (R = 0,445; p < 0,05). Ook hebben de vorsers een sterke correlatie (R = 0,874; p < 0,05) vastgesteld tussen het verschil in hoogte van het bekken en het verschil in lengte tussen de benen. Dat wijst erop dat de asymmetrie van het bekken er een direct gevolg van is.
Volgens de auteurs treedt hun studie het idee bij dat een ongelijke lengte van de onderste ledematen een significante biomechanische rol speelt bij de pathogenese van bepaalde vormen van functionele scoliose. Ze pleiten ervoor de lengte van de benen te meten bij de evaluatie van kinderen met scoliose omdat een verschil in lengte mogelijk kan worden gecorrigeerd. Een eenvoudige orthopedische correctie zoals een hieltje zou in een aantal gevallen een verergering van de scoliose, waarvoor een zwaardere behandeling nodig is, kunnen voorkomen.
Hier klikken om er meer over te vernemen.